Zes van de dertien jeugdbeschermingsorganisaties kunnen zich vanwege onderbezetting niet aan de normen in de wet houden, blijkt uit een rondgang van Trouw. Zo lukt het bijvoorbeeld niet om de regel na te leven dat kinderen binnen vijf dagen na uitspraak van een rechter een vaste jeugdbeschermer moeten krijgen.
Als er geen jeugdbeschermer beschikbaar is, beoordelen jeugdbeschermingsorganisaties of er sprake is van ‘directe onveiligheid’. Als dat zo is, wordt er een noodoplossing gezocht. In het andere geval komt het kind op de wachtlijst. Bij één organisatie is de wachttijd zelfs gemiddeld meer dan drie maanden, zo blijkt uit cijfers van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Op die manier selecteren mag niet. Kinderen komen immers pas bij jeugdbescherming terecht als de rechter oordeelt dat ze thuis niet veilig kunnen opgroeien. De rechter kan bijvoorbeeld beslissen dat een jeugdbeschermer moet meekijken in het gezin. Ook kan de rechter een kind uit huis plaatsen, bijvoorbeeld naar een pleeggezin, waarbij een jeugdbeschermer verantwoordelijk is voor het welzijn van het kind. Een andere groep wordt begeleid bij het terugkeren in de maatschappij na een misdrijf.
In alle gevallen is er sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van het kind. En dus mogen kinderen niet op een wachtlijst komen.